In dit blog geven wij vijf tips en tricks om een goede voorbereiding te treffen voor de toetsen van Spelling. Leren voor Spelling zal niet alleen op de basisschool belangrijk zijn. Hoe verder je komt hoe meer spellingsregels je leert. Bij Spelling kun je denken aan woordenschat, klanken, werkwoorden en tijden. 

 

Wat is Spelling?

Spelling is de manier waarop je woorden schrijft, dit is bij elke taal anders. Daarnaast heeft spelling ook een heleboel regels die je nodig hebt voor de taal. Bij spelling zet je klanken om naar geschreven tekst. Gemiddeld starten leerlingen vanaf zes jaar met het lees- en spellingproces. 

 

Wat maakt leren voor Spelling lastig?

Spelling bestaat uit veel regeltjes, dit vinden veel leerlingen lastig uit elkaar te houden. Daarnaast worden klanken omgezet naar geschreven tekst, niet alle klanken kun je één-op-één overnemen. Dit zorgt voor veel verwarring bij veel leerlingen. Ook heb je te maken met enkelvoud en meervoud, het is bijvoorbeeld één beer en twee beren. 

 

Leren voor Spelling: 5 tips en tricks

 

Algemene tip bij het leren voor Spelling

Spelling leer je door veel te oefenen. Het kan helpen door op jouw niveau boeken te lezen. Door het lezen ga je woorden herkennen en zal je ze beter onthouden. Belangrijk hierbij is dat je woorden opzoekt die je niet kent. Zo werk je ook gelijk aan je leesvaardigheid en je woordenschat. Dit is een van de manieren om beter te worden in spelling. 

 

Tip 1: Spellingsregels 

Er zijn veel belangrijke spellingsregels bijvoorbeeld woorden met ig of lijk. Als je bij ig aan het woord een ug of ugge hoort schrijf je bijna altijd ig of ige. Bijvoorbeeld hartig, bezig, grappige. Als je aan het einde van het woord luk of lukke hoort is het bijna altijd lijk of lijke bijvoorbeeld vrolijk of vriendelijk. Woorden die eindigen op heid eindigen altijd op een d en teit eindigt altijd met een t. Dit zijn een aantal voorbeelden van spellingregels, wil je hier meer informatie over dan kun je oefenen via deze link of je kan hulp vragen aan een van onze bijles coaches. De spellingsregels zijn erg belangrijk bij het leren voor spelling. 

 

Tip 2: Tijden 

Binnen de Nederlandse taal wordt er geschreven in verschillende tijden. In dit blog gaan we in op de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. De tegenwoordige tijd is nu en de verleden tijd is al geweest. Binnen deze twee tijden moet je woorden soms anders schrijven. In de tegenwoordige tijd veranderen sommige woorden niet zoals: fiets en fietsen. Sommige woorden veranderen wel zoals slaap en slapen. Sommige woorden krijgen dubbele medeklinkers zoals hak en hakken. Bij de f en de s wordt het soms een v en een z zoals blijf en blijven of dief en dieven.

In de verleden zijn zijn er sterke woorden bijvoorbeeld worden en werd of lopen en liep. Sommige woorden veranderen ook niet zoals werken en werkten of luisteren en luisterde. Ook hier krijgen woorden soms een dubbele medeklinker zoals zet en zette of wed en wedde. (Dit gebeurd alleen bij de d of de t).Bij de f en de s wordt het soms een v en een z zoals zweven en zweefde. Er zijn verschillende websites en apps waarop je met deze tijden en verschillende regels kan oefenen. Daarnaast staan de coaches van StudyWorks ook klaar om te helpen. 

 

Tip 3: Werkwoordspelling 

Een werkwoord is een woord dat een handeling of toestand aangeeft  zoals gaan, spelen, hebben. De werkwoorden geven vaak de tijd van de zin aan. Bijvoorbeeld ik loop door de straat. Dit doe je nu wat betekent dat het tegenwoordige tijd is. Ik liep door de straat gisteren is verleden tijd dit heb je al gedaan. Om de juiste vorm van een werkwoord te bepalen moet je eerst de stam weten. Dit doe je door en van het woord af te halen, dus vliegen wordt vlieg. Hierna kun je bepalen wat het moet worden. Ook dit kun je met verschillende apps en sites oefenen door middel van spelletjes. 

 

Ben je op zoek naar meer Studietips? Bekijk hier ons Pinterest-account! 

 

Tip 4: Twijfelwoorden 

Twijfelwoorden zijn als en dan wanneer gebruik je nou welke? Belangrijk om te onthouden is dat dan een verschil aangeeft. Als geeft een gelijkheid aan. Wij geven even een paar voorbeelden. 

Ik ben groter dan jij. (Er is een verschil in lengte)

Ik ben sneller dan jij. (Er is een verschil in snelheid)

Ik ben net zo klein als jij. (Er is geen verschil in lengte)

Hij is net zo oud als  ik (Er is geen verschil in leeftijd). 

Als je dit onthoud dan zal je 95% van deze zinnen goed schrijven. Dit is belangrijk bij het leren voor spelling. Er zijn natuurlijk uitzonderingen maar deze komen niet zo vaak voor. 

 

Tip 5: Verkleinwoorden 

Wij zullen een paar voorbeelden geven van verkleinwoorden. Wij gebruiken hierbij de basisregels. Er zijn een aantal verkleinwoorden met uitzonderingen maar deze komen niet zo vaak voor. Een verkleinwoord is een woord dat je gebruikt om aan te geven dat iets klein is of kleiner is dan normaal. Bijvoorbeeld een bankje of een stoeltje. Verkleinwoorden kunnen op verschillende manieren geschreven worden namelijk met je en met tje. De basisregels zeggen dat als de laatste klant van het woord klinkt als een k,f,g,p of t dan wordt het -je. Alles met andere klanken eindigen meestal op -tje. 

 

Lukt het leren voor Spelling niet?

Lukt het leren voor Spelling niet goed en heb je al van alles geprobeerd? Onze ervaren coaches staan klaar om je te helpen met alle onderwerpen rondom spellen. Dit kunnen de tijden zijn, de werkwoorden, de verkleinwoorden, de twijfelwoorden, de samentrekkingen maar ook de hoofdletters of leestekens. Onze coaches ondersteunen door middel van Bijles of Huiswerkbegeleiding op maat. Zo wordt er gewerkt aan de dingen die jij lastig vindt. Met Bijles van StudyWorks hoef je je geen zorgen meer te maken over de aankomende spellingtoets. Je gaat samen met een coach aan de slag aan huis of in een veilige online leeromgeving. De Bijles wordt ingepland wanneer het jou uitkomt, zo heb je ook nog genoeg tijd voor leuke dingen.